Het verleden is niet alleen voorbij. Het is er helemaal niet geweest. Het ik is niet gestorven. Het heeft helemaal niet geleefd. De wereld is niet verdwenen. Ze heeft helemaal niet bestaan. Het licht is niet aangegaan. Er is niets uitgegaan. De zwaarte is niet uit mij weggegaan. Er is geen zwaar ik geweest. Alles […]

Geen schone maar lege lei

Het verleden is niet alleen voorbij.
Het is er helemaal niet geweest.

Het ik is niet gestorven.
Het heeft helemaal niet geleefd.

De wereld is niet verdwenen.
Ze heeft helemaal niet bestaan.

Het licht is niet aangegaan.
Er is niets uitgegaan.

De zwaarte is niet uit mij weggegaan.
Er is geen zwaar ik geweest.

Alles wat ik ‘ik’, ‘mij’ of ‘mijn’ noemde,
of juist als buiten mij ervoer,

was een gedachtespinsel
zonder enige werkelijkheid.

Zelfs een lege lei
is niet wat ik ben.

Geen lei, geen ding,
geen ik, geen wij.

Zelfs geen leegte,
omdat ze vol is.

Geen twee.
Geen weten.

Geen zijn.
Al verschijnt alles ineen

in tijdloze ‘tijd’.
Vanzelf, spontaan.

Niets wordt gedaan.
Er is niemand.