Ik had niet verwacht dat leven mogelijk was zonder ik. Al was mét mijn ik leven ook nauwelijks te doen. Of nee, ik moet zeggen: ik kon ermee leven als God er was. God moest mijn ik vervangen, of in ieder geval vergezellen. God als dé onvoorwaardelijke Vriend die altijd bij me was omdat ik […]

Het ik-faillissement

Ik had niet verwacht dat leven mogelijk was zonder ik.
Al was mét mijn ik leven ook nauwelijks te doen.

Of nee, ik moet zeggen: ik kon ermee leven als God er was.
God moest mijn ik vervangen, of in ieder geval vergezellen.

God als dé onvoorwaardelijke Vriend die altijd bij me was
omdat ik de pijn van een afgescheiden ik niet verdragen kon.

Hij zou er zijn, en in Zijn Armen van eeuwige geborgenheid,
vond ik mijn zekerheid en veiligheid.

Hij zou mij helpen me vrij te maken. Van verlangen en belangen.
Van angst, schuld en pijn. Van oordelen die woede zijn.

Hij zou mij transformeren als ik me helemaal gaf.
Hij zou mij Leven schenken, dat was zoals Hij was.

Dan zou ik Zijn medeschepper zijn. Eeuwig bevrijd van al mijn pijn.
Ja, eindelijk verlost van de last van ‘mij’ en hier zijn.

Een ‘mij’ dat altijd tekortschoot. Dat altijd, al was het subtiel, leed.
Dat steeds haar best deed, dat dagelijks bad, streefde en streed.

Zelfs als het goed ging, kon het beter.
Maar als ik een keer geluk had, maakte dit me nog altijd niet completer.

Waarom bracht dat ik me telkens lijden?
Ik leerde dat ik fout zat, dat ik verkeerd dacht, het verkeerd zag.

Dat het alleen mijn eigen gedachten waren die mij pijn bezorgden.
Dat ik dus beter denken moest. Dat ik anders denken moest.

Dat ik alles anders moest zien. Mijn doel op Hem moest richten.
Dán zou ik verlost zijn en zien dat er alleen maar Liefde was.

Dat angst, lijden, leed, ziekte, ellende en dood,
lichaam, tijdelijkheid en nood, er allemaal niet was.

Ja, ánders denken en anders kijken moest ik kiezen.
Om me mijn Zelf weer te herinneren. Dát was de belofte, gedaan door God.

Anders, anders, veranderen, veranderen.
De mind trainen, vergeven, helen. Doorgaan tot je erbij neervalt.

Plots viel ik weg; het knapte. Als een tulp die topzwaar werd,
omdat hij met een te lange stengel hengelde naar de hemel.

O my God! Wat een weg. Een lijdensweg
van bezig zijn mijn mind te veranderen. Anders, anders, anders.

Anders kijken naar anderen. Er zijn voor anderen,
de wereld verlossen. Wat een taak!

O my God! Wat een verwarring was dat!
En wat een ontdekking is dit: er zijn geen anderen. Er is geen ik.

Er gaat nooit iets verkeerd. Dat is slechts droom.
Nee, God is niet de Schenker van een Zelf dat groter is da
en mijn gespleten geest beter.

O my God! Wat een misvatting!
Ik ben er nooit geweest. De ander dus evenmin.

Laat staan dat ik een leven had dat ook nog eens (anders)
worden kon door God aan te nemen. Door mijzelf te (laten) veranderen.

Door te leren. Door wat dan ook te doen of te laten.
Door te stoppen met bang zijn en haten. Door te leren vergeven en genezen.

Ja, leven als een eeuwig leslokaal voor het hardleerse ik, dat steeds
verkeerde keuzes maakt, en God en zichzelf daarmee verzaakt.

O my God! Wat een dwaze droom!
Er is geen ik, en nooit geweest.

De grote verrassing is dat verlossing inderdaad
vrij zijn van ‘ik’, ‘mij’ en ‘mijn’ is.

Maar ook van ‘anderen’, ‘anders’, en ‘veranderen’.
Van (‘leer)weg’, ‘lessen’, ‘uitdagingen’ ‘moeilijkheden’, of wat dan ook.

En vrij van het hele ‘droom-drama’
en van het (hestel)programma dat zogenaamd volgt op de illusie van ‘ik ben’.

Vrij, omwille van niets anders dan vrij zijn zelf,
dat zo natuurlijk en vanzelfsprekend is als wat.

Wat een verlossing!

Niemand was gevangen omdat er niemand is.
Niemand behoeft bevrijding omdat er niemand is.

Alles is al geheel en al heel.
Het wonder van eenheid is één groot Amen.

Inclusief het dromende ik, dat droomt van gevangenschap en bevrijding?
Ja. Het ik kan niet anders dan dromen. Omdat het zelf droom is.

En een droom of dromer ontwaakt niet?
Nee, een droomt of dromer droomt (over ontwaken, of wat dan ook).

Is dit verkeerd?
Nee, natuurlijk niet. Niets is verkeerd.

Alles is geheel en al heel.
Geheel en al vanzelf zichzelf.

Eén geheel, vol-ledig heel.
Eén Amen.