

Het ego maakt sprookjes
en in zijn sprookjes
komt hij zelf tot leven.
Een van zijn favoriete sprookjes is:
Ik ben iemand
en moet ook iemand worden
want ergens wordt geweten
dat ik niets en niemand ben.
Maar dat is niet te verdragen.
Daarom moet ik erg mijn best doen
om toch nog iemand te worden
en voor mijzelf op te komen,
want ja, ik ben toch iemand.
Ik ben niet zomaar iemand.
Ik ben iemand zoals niemand.
En ik zal de wereld eens laten zien
dat ik iemand ben.
En als dit niet lukt als de held,
dan lukt het vast als slachtoffer.
Ja, het zal mij lukken.
Ik vecht mijn hele leven,
al kost het me mijn leven.
Zo leeft het ego nog lang en lang….
Toch heeft dit dwaze ego ook een functie,
hij is niet alleen maar een sprookjesmaker.
Hij beschermt het hart,
al valt er eigenlijk
niets te beschermen,
want het hart is sterk,
veel sterker dan
het sterkste beschermingsmechanisme
dat het ego fabriceert.
Maar dat weet hij niet,
want hij is blind
voor de kracht van het hart
waar waarheid woont.
Omdat hij dat niet weet van waarheid,
maar denkt dat zijn hart kwetsbaar is,
beschermt hij dit hart.
Dit lijkt voor hem ook nodig
totdat het hart er doorheen breekt,
en terstond verliest het ego de functie
van beschermer of verdediger
en neemt Liefde het over.
Als het sprookje is doorzien
en zijn functie als verdediger heeft verloren,
kan hij als ‘middel’ dienen
om het Ene tot uitdrukking te brengen.
Het Ene heeft namelijk een vorm nodig
om op de wereld zichtbaar te kunnen zijn.
Het ego hoeft niet te worden afgebrand.
Dat kan ook niet, want wie zou dat doen?
God in ieder geval niet.
Het ego kan gewoon gezien worden
voor wat het is:
niet iets met wezenheid,
maar met een zekere functionaliteit
om het goddelijke in de vorm te brengen.
Het ego kan dus in verschillende gedaantes verschijnen:
als sprookjesmaker, verdedig, beschermer,
als middel voor het goddelijke.
En misschien heeft hij nog andere gedaantes.
Het ego is een mal
dat zich vormt naar wat erin terecht komt.
Daarom kan hij van alles zijn,
terwijl hij tevens niets is.
Het ego is in ieder geval niet
wie of wat jij bent.
Dus ja, als jij je er toch mee identificeert,
ben je niet wie je bent.
Je gaat er, als het ware inzitten
en maakt wat je niet bent tot het jouwe.
Maar het is nooit jou.
Het is een huls, een lege huls
die zich vol lijkt te zuigen
met allerlei beelden en verhalen
die deel uitmaken van het sprookje of de droom.
Je bent je ego niet
en zal dat ook nooit worden,
al lijkt dat soms wel zo.
Je lijkt ermee versmolten,
maar in wezen ben je er vrij van.
Hoe wonderlijk is dat!